Vliegende Fakir

Artikel 23 van 108
€ 125,00 (inclusief btw)

Productinformatie:

Lengte: 32 cm, Breedte: 11 cm, Hoogte: 21 cm

De tuinman en de fakir

Er was eens een schatrijke sultan. Op een dag kwam er een emir op bezoek die de sultan een klein doosje gaf. De sultan opende het gretig. Hij hoopte op een gouden ring, een zilveren horloge of een duur bloedkoraal, maar er zat een soort ui in. Verwonderd keek de sultan naar de emir. ‘Wat is dit?’

‘Dit is een tulpenbol. Hij moet in de grond gestopt worden, dan groeit er een wonderschone bloem. Ik heb er een paar duizend meegebracht, zodat u de mooiste tuin ter wereld krijgt.’

‘Roep de tuinman,’ zei de sultan, ‘en help hem met het versjouwen van al die eh… die eh.. tulpendingesen.’ De tuinman van de sultan was een lieve oude man die hield van zijn vak. ‘Ik ben benieuwd’, zei hij en stopte een bolletje in de grond achter het huis. ‘Als zo’n tulp echt zo mooi is als die emir beweert, kunnen we de rest altijd nog planten.'

Een paar dagen nadat de emir weer was vertrokken, werd de sultan ziek. Erg ziek. De dokter kwam maar hij kon de sultan niet genezen. Op een dag stond de tuinman zijn plantjes water te geven, toen er een zwerver de tuin in kwam lopen. ‘Goedemiddag’, zei de tuinman. ‘U ziet er dorstig uit. Wilt u iets drinken?’ Zwijgend nam de zwerver een kruikje water aan en dronk dat langzaam leeg. Daarna ging hij zitten en speelde op een vreemd soort fluit. ‘Dit is een shanai.’ Het klonk prachtig. De tuinman luisterde ademloos. Opeens zag hij iets vreemds, vlak voor zich op de grond. Hij keek nog eens goed en ja hoor: een rode bloem richtte zich op uit de grond. Zo snel had de tuinman nog nooit iets zien groeien! Toen de tulp in zijn volle glorie helemaal boven de grond uitstak, stopte de man met spelen. Hij zei: ‘Ik ben een fakir. Ik weet waarom de sultan ziek is. Hij is ziek van al zijn macht en rijkdom. Het is teveel, veel te veel voor een mens. Alleen als hij de schoonheid van één enkele bloem kan waarderen, kan hij beter worden.’

‘Echte schoonheid?’, zei de tuinman. ‘Dan ga ik hem meteen de tulp laten zien!’ Hij groef de tulp voorzichtig uit en plantte hem in een pot. Daarmee liep hij naar het paleis en even later stond hij bij het bed van de zieke sultan. ‘O goede sultan, de tuinman wil u iets laten zien.’ Daarop opende de zieke even zijn ogen en hij staarde enkele seconden naar de prachtige bloem. Zijn ogen vielen weer dicht, maar er verscheen een gelukzalige glimlach op zijn gezicht. ‘De tulpendinges’, fluisterde hij. ‘Wat mooi.’ ‘We zullen hem naast uw bed zetten,’ zei de dokter, ‘dan kunt u er vaak naar kijken.’

Tegen de avond ging de dokter naar het huisje van de tuinman. De fakir was er nog. ‘Het is fantastisch!’, zei de dokter. ‘Ik weet niet hoe het kan, maar het gaat plotseling veel beter met de sultan. Sinds hij uw bloem heeft gezien!’

‘Dat is geweldig nieuws’, zei de tuinman. ‘Hebt u nog meer tulpendingesen?’, vroeg de dokter. ‘Nou en of!!’, riep de tuinman enthousiast. De fakir zei: ‘We zullen ze onmiddellijk allemaal in de grond stoppen. Dokter, laat de sultan morgenochtend aan zijn raam verschijnen!’ De hele nacht werkten ze door en ’s ochtends, bij de eerste zonnestralen, verscheen de sultan op zijn balkon. Beneden zag hij de fakir, die in kleermakerszit op zijn tapijtje zat. Hij speelde op zijn shanai en de sultan luisterde ontroerd. Honderden rode bloemen staken hun kopjes uit de aarde. Het was een fantastisch gezicht, zoveel tulpen die opeens naast elkaar omhoog kwamen. Het prille zonlicht speelde tussen de bloemblaadjes en tranen van geluk stroomden over de wangen van de sultan.

Maar wat was dat? Opeens stopte de fakir met spelen. Langzaam zweefde het tapijtje omhoog en tilde de fakir van de grond. Terwijl hij zachtjes van de ene toren van het paleis naar de andere zweefde, verdwenen de rode tulpen weer in de grond. Maar toen hij, bij de andere toren aangekomen, weer op zijn fluit blies, kwamen daar opeens honderden gele tulpen tevoorschijn. Het was een wonder!

De sultan was op slag weer helemaal beter en kon dezelfde dag nog aan het werk. ‘Jarenlang dacht ik dat ik rijk was. Maar ondanks al het goud en zilver was ik arm. Want nu begrijp ik dat je pas echt rijk bent als je kunt delen. Al mijn bezittingen, al het goud, zal ik verdelen over de bevolking van ons mooie land. Verder zullen we overal tulpendingesen gaan planten, zodat iedereen kan meegenieten van hun schoonheid.’

Het land van de sultan bestaat niet meer, maar nog steeds zie je in het oosten veel torentjes en minaretten, met daken die de vorm van een tulp hebben.

 

Bron Efteling

 

© 2012 - 2024 bibbi4you | sitemap | rss | webwinkel beginnen - powered by Mijnwebwinkel