Verlichte straat Zwaan kleef aan

Artikel 22 van 108
€ 149,99 € 109,99 (inclusief btw)

Lengte 31, Breedte 19 Hoogte 22

 

Zwaan kleef aan

Er waren eens een man en een vrouw. Zij hadden drie zoons. De jongste zoon was een beetje een dromer. Zijn broers noemde hem ‘Domoor’. Ze deden dat al zo lang, dan niemand meer wist wat zijn echte naam was.

Op een dag werd de oudste zoon eropuit gestuurd om hout te hakken in het bos. Hij kreeg iets te eten en te drinken mee en ging op pad. Onderweg ontmoette hij een kabouter. De kabouter had vreselijke honger en vroeg de jongen om een hapje en een slokje van zijn proviand. Maar de jongen dacht alleen aan zijn eigen trek. Hij stuurde de kabouter weg en ging aan het werk. Tot….. Au! Dat deed pijn. De jongen had zijn eigen arm bezeerd. Snel ging hij naar huis. Vanachter een struik keek de kabouter toe. Hij wist er méér van...

De volgende dag werd de tweede zoon op pad gestuurd. Ook hij had proviand. Onderweg kwam hij dezelfde kabouter tegen. ‘Scheer je weg, bedelaar, ik ben aan het werk.’ Maar…‘Au!’ Ook bij deze jongen ging het mis. Zijn been bloedde erg en hij kon er niet meer op staan. Hij strompelde naar huis. ‘Wie moet er nu aan het werk?’, sprak de arme vader, die zelf niet sterk genoeg meer was. Domoor bood aan het werk te doen. 'Ach, dat kun jij helemaal niet’, zeiden zijn broers. Maar Domoor drong aan. De volgende dag ging hij op pad. Ook hij kwam de kabouter tegen. ‘Heb je zo’n honger?’, vroeg Domoor. ‘Hier, neem maar zoveel je lust.’ En hij gaf de kabouter al zijn eten en drinken. De dankbaarheid van de kabouter was groot. ‘Ga naar die boom daar, daar ligt mijn cadeau voor jou.’ Domoor ging kijken en vond een gouden zwaan. ‘Als ik jou mee naar huis neem, is het met je gedaan, lieve zwaan,’ zei Domoor, ‘ze zouden al je veren eruit trekken. We gaan op zoek naar een veiliger plaats.’ Domoor besloot naar de herberg te gaan. Hij huurde een kamer waar de zwaan rustig kon slapen. Helaas hadden de drie dochters van de herbergier Domoor en de zwaan gezien. Toen Domoor weer terug ging naar het bos slopen zij de kamer binnen. ‘Kom eens hier zwaantje’, spraken ze. ‘Wij willen wel zo’n mooie gouden veer. Je hebt er toch genoeg.’ Ze begonnen aan de veren te plukken, maar… als door een wonder bleven ze aan de zwaan vastkleven!

Toen Domoor de volgende dag terugkwam, zag hij in dat de herberg ook geen goede plaats was. Hij pakte de zwaan op en vertrok. En de meisjes? Die moesten mee. Onderweg kwamen ze nog meer mensen tegen. Iedereen had er wel iets over te zeggen, maar zodra ze de meisjes of de zwaan aanraakten, bleven ook zij kleven. Zo werd de stoet langer en langer. De stoet trok het halve land door en onderweg kwamen ze langs een paleis. In dit paleis woonde een mooi maar treurig prinsesje. Ze zat net weer treurig voor zich uit te staren toen ze een lange rij mensen zag langskomen. Wat deden ze raar. Het leek wel of ze aan elkaar vast zaten. En wat deed die jongen voorop met een gouden zwaan onder zijn arm? Voor het eerst in jaren moest het prinsesje lachen. Ze moest zo hard lachen dat alle mensen in het paleis ervan opknapten. Toen Domoor de lachende prinses zag, wilde hij niets liever dan met haar trouwen. Hij vroeg de koning om haar hand. De koning was heel dankbaar voor wat Domoor voor zijn dochter had gedaan. Maar trouwen? Domoor was nu niet bepaald een prins. Hij besloot Domoor een opdracht te geven. ‘Vind iemand die de hele koninklijke wijnkelder kan leegdrinken en daarna nog héél veel brood kan eten. Als dat je lukt, mag je met mijn dochter trouwen.’ Oei…. dat was lastig! Maar Domoor dacht aan de kabouter die hem de gouden zwaan had gegeven. Zou hij kunnen helpen? Direct ging hij terug naar het bos. Toen hij daar aankwam, zat er op de plaats waar hij de kabouter ontmoet had, een man die er zó treurig uitzag, dat Domoor hem meteen vroeg wat eraan scheelde.'Ach jongen,' antwoordde de man, 'ik heb toch zo'n vreselijke honger en dorst, daar heb je geen idee van. ‘Dan weet ik wel wat voor je', zei Domoor. 'Kom maar met mij mee, dan kun je eten en drinken zoveel je wilt.' De man sprong blij op en volgde Domoor naar het koninklijk paleis, waar hij prompt de gehele wijnkelder leegdronk. Toen er geen druppel wijn meer over was, begon hij aan het brood. De koning had al het meel uit zijn koninkrijk bijeen laten brengen en daarvan zo'n geweldige broodberg laten bakken, dat de hele binnenplaats van het paleis ermee gevuld was. Maar nog voor de zon onderging, schraapte Domoors vriend de laatste kruimeltjes tussen de stenen vandaan en zuchtte tevreden. Alles was op.

Toen kon de koning niet langer weigeren. De bruiloft werd gevierd en na de dood van de koning erfde Domoor het rijk. Als koning Domoor de Eerste, bestuurde hij het rijk goed en rechtvaardig. De prinses was met Domoor aan haar zijde nooit meer treurig en ze werd door heel het volk bemind. De gouden zwaan kreeg een prachtige vijver in de paleistuin, waar hij nog jarenlang gelukkig rondzwom. Veel mensen kwamen haar bekijken, maar nooit meer trok er iemand aan haar veren. En de kabouter? Die mocht elke zaterdagavond in het paleis een partijtje biljarten met de koning. Waar ze wijn dronken en brood aten tot ze er genoeg van hadden.

 

Bron : Efteling

© 2012 - 2024 bibbi4you | sitemap | rss | webwinkel beginnen - powered by Mijnwebwinkel